Informatie over slaap
Ongeveer 30% van de bevolking heeft (tijdelijk of permanent) last van slaapstoornissen. Slaapstoornissen, slapeloosheid en/of slecht slapen, vooral als het veel voorkomt, veroorzaakt problemen zoals vermoeidheid, slaperigheid, prikkelbaarheid, verminderde concentratie en beïnvloed onze prestatie, waarbij we vooral moeten denken aan een sterk verminderde productiviteit. Mensen met slaapstoornissen hebben ook vaker last van depressies. Onderscheid wordt gemaakt tussen kortdurende en langdurende slapeloosheid, waarbij de grens bij drie weken ligt. Slecht slapen kan soms samenhangen met een overmatig gebruik van slaappillen.
Slaapproblemen komen meer voor naarmate we ouder worden, omdat het lichaam steeds meer moeite heeft de biologische klok van het lichaam onder controle te houden. Ook hormonale veranderingen in het lichaam, zoals bijvoorbeeld tijdens de overgang, of chronische ziekte en aandoeningen kunnen deze disbalans veroorzaken. Het slaap-waak ritme loopt dan niet meer gelijk aan het natuurlijke ritme van de dag. Het effect wordt vervolgens versterkt als u vanwege een hogere leeftijd ook nog minder buitenshuis komt en dus steeds minder wordt blootgesteld aan natuurlijk licht. Door deze veranderingen in de biologische klok en geringe blootstelling aan het juiste licht ervaren veel mensen slaapproblemen. Zij hebben de behoefte om overdag een dutje te doen. In de avond vallen zij eerder in slaap dan ze zouden willen, met als gevolg dat ze heel vroeg in de ochtend al klaar wakker zijn. Ook regelmatig s’ nachts wakker worden en hierna slecht weer kunnen inslapen, zijn typische klachten. Ook zijn er mensen die juist pas heel laat in de nacht in slaap kunnen vallen.
Slapen is een complex gebeuren waarnaar jarenlang onderzoek is verricht. Het slaap-waak ritme wordt gereguleerd in een controle centrum in de Hyptolamus van de hersenen, genaamd de ‘Suprachaismatic Nucleus’, ofwel de biologische klok. Aan de hand van signalen van buitenaf zal de biologische klok reageren door het bepaalde activatie- en slaaphormonen aan te maken of juist niet aan te maken. Een van de meest krachtige signalen waar de biologische klok op reageert is fel licht of juist geen licht. Zo zal het lichaam zich in de ochtend, bij voldoende daglicht, zich opmaken voor de dag door de productie van het slaaphormoon ‘melatonine’ te stoppen. Zodra in de namiddag of avond de duisternis invalt hoort het lichaam zich juist gereed gaan maken om te gaan slapen. Het lichaam zal nu juist melatonine gaan produceren.
Slaapstadia
Medisch gezien wordt de slaap onderverdeeld in de non-REM slaap en de REM-slaap. Slapen gebeurt in cycli van ongeveer 90 tot 120 minuten die elkaar 4 tot 5 keer per normale nachtrust opvolgen. Tijdens de nacht doorloopt u verschillende slaapstadia:
- Slaapstadium 1: kort na het doven van het licht komt u terecht in de inslaapfase
- Slaapstadium 2: na de inslaapfase volgt de lichte slaap
- Slaapfase 3 en 4: dit zijn de diepe slaapfasen. Nu kan het lichaam zich volledig ontspannen en worden de batterijen weer opgeladen.
- REM-slaap: na de diepe slaap volgt de droomslaap, ook wel de REM-slaap genoemd. REM betekent Rapid Eye Movement. De ogen zijn in deze slaapfase voortdurend in beweging. In dit slaapstadium verwerkt en sorteert u de belevenissen van de dag geestelijk. Een deel van deze belevenissen belandt van het korte termijn geheugen in het lange termijn geheugen en wordt hier opgeslagen. Omdat kleine kinderen heel veel moeten leren, neemt de droomslaap bij hen meer dan de helft van de totale slaaptijd in beslag.
- Slaapcyclus: de vier opeenvolgende slaapstadia en de REM-slaap noemen we een slaapcyclus. In één nacht worden minstens vier van dergelijke cycli doorlopen. Alleen bij een normale opbouw hiervan kunnen lichaam en geest zich tijdens de slaap herstellen.
Slaapbehoefte en leeftijd
De tijd die een mens gemiddeld slaapt (of slaapbehoefte), hangt niet alleen af van de persoonlijke behoefte maar wordt ook beïnvloed door leeftijd (zie tabel). Baby’s slapen ongeveer 16 tot 18 uur. Deze tijdsduur neemt dan geleidelijk af tot de jongvolwassene fase. Tijdens de puberteit is er overigens een tijdelijke toename van de slaapbehoefte. Op oudere leeftijd neemt de duur van de nachtslaap vaak af maar neemt de dagslaap toe, in de vorm van dutjes. Er is dan nog nauwelijks verschil in de totale hoeveelheid slaap, opgeteld over de 24 uur.
Er zijn nog meer verschillen. Hoe diep een mens slaapt is ook afhankelijk van zijn leeftijd. Kinderen slapen dieper dan volwassenen. Vooral in het begin van de nacht. Vanaf ongeveer het veertigste levensjaar wordt de diepe slaapfase geleidelijk steeds korter. Ouderen slapen minder diep en de slaap is meer gefragmenteerd: men wordt vaker wakker. Bij ouderen is er minder diepe slaap en minder remslaap.
Hieronder een tabel met een indicatie over het aantal uren slaap benodigd :
Leeftijd en conditie | Gemiddeld aantal uren slaap per etmaal |
Pasgeborene | tot 18 uur |
1–12 maanden | 14–18 uur |
1–3 jaar | 12–15 uur |
3–5 jaar | 11–13 uur |
5–12 jaar | 9–11 uur |
Adolescenten | 9–10 uur |
Volwassenen | 7–8 uur |
Ouderen | 7–8 uur |
Zwangere vrouwen | 8(+) uur |